MIG/MAG lassen wordt als lastechniek veelvuldig toegepast. MIG staat voor Metal Inert Gas en MAG voor Metal Active Gas. Voor beide lassoorten is het lasproces gelijk, maar verschilt het gebruikte gas. Problemen met het lassen van MIG/MAG komen in de praktijk dagelijks voor. Soms zijn dit kleine problemen, zoals een verkeerd ingestelde machine, maar ook grote problemen, zoals materiaalproblemen, kunnen optreden. Omdat deze problemen een grote invloed kunnen hebben op het lasproces vertellen we er in deze blog meer over. We geven de verschillende problemen aan en vertellen ook meer over de vier verschillende vormen van scheurvorming.
Het werkstuk is poreus
Er zijn slakinsluitingen
Er zijn bindingsfouten
Er is overmatig spatgedrag
Er is een onregelmatige lasrups
Er is een slechte draadaanvoer
De vlamboog trekt zich terug
Koudscheuren
Koudscheuren ook waterstofscheuren genoemd ontstaan bij het lassen op een relatief lage temperatuur (beneden de 200 ºC.) en kunnen ook geruime tijd na het lassen nog worden gevormd (delayed cracking). Deze scheuren komen zowel in de warmte beïnvloedde zone als in het lasmetaal voor. Koudscheuren kunnen ontstaan bij een gelijktijdige aanwezigheid van:
Warmscheuren
Warmscheuren komen voor op een hoge temperatuur en zijn het gevolg van een gebrek aan taaiheid bij de heersende (krimp)spanningen. Ze treden vooral op in legeringen, zoals Al-, Ni- en Cu-legeringen en in austenitisch corrosievast staal. Ook in ferritisch staal kunnen in bepaalde gevallen warmscheuren voorkomen.
Er zijn drie soorten te onderscheiden:
1. Stolscheuren (solidification cracks)
2. Smeltscheuren (liquation cracks)
3. Scheuren door verminderde vervormbaarheid (ductility dip cracking).
Reheat cracking
Reheat cracking – een interkristallijne scheurvorming – komt voor in lasverbindingen door warmtebehandeling tussen 500 en 700 ºC. Reheat tracking zie je vooral in ferritisch kruipvast staal, maar soms ook in austenitisch corrosievast staal. Factoren die hiertoe bijdragen zijn:
Lamellaire scheuren (lamellar tearing)
Bij lamellaire scheuren ontstaan door lokale hoge spanningen en een lage taaiheid in de dikterichting scheuren in het basismateriaal. Het beperkt zich tot platen en pijpen met een vrij grote dikte (25-65 mm) waarin grote platgewalste insluitsels in banen aan het plaatoppervlak aanwezig zijn. De scheurvorming treedt op in de walsrichting. Deze scheuren vormen zich vooral tijdens de afkoeling.